dinsdag 8 november 2011

Jeruzalem

Jeruzalem heb ik als nogal ongrijpbaar ervaren; omdat ik maar weinig kan zien vond ik het lastig om er een goed beeld van te krijgen. Ik was er twee keer, de eerste twee dagen van mijn verblijf in Palestina voordat het programma daadwerkelijk begon, en ook nog een dag tijdens het programma zelf. Dit is dus het derde deel van mijn verslag. Op de dag dat we met de reisgroep Jeruzalem bezochten moesten we het stellen zonder onze vaste begeleider. Hij is namelijk een Palestijn en inwoner van de Westbank, wat wil zeggen dat hij niet in Jeruzalem mag komen. Dit is één van de aspecten van het Israëlische Apartheidsbeleid en het is onbegrijpelijk dat de wereld Israël hierin zijn gang laat gaan. Uiteraard is het voor buitenlanders zoals wij geen enkel probleem om welke plek dan ook in de stad te bezoeken.

Oost-Jeruzalem is een prachtige smeltkroes van culturen, je vindt er kerken, moskeeën en synagogen vlakbij elkaar. En je ziet er mensen van alle nationaliteiten en religies. Maar Israël ziet Jeruzalem als de ondeelbare hoofdstad van de joodse staat en wil het daarom helemaal joods maken. Als het zijn zin krijgt zal er uiteindelijk van al het niet-joodse erfgoed niets meer over zijn. Mede daarom denk ik dat het goed is dat Palestina nu door UNESCO als lid is toegelaten. Als deze organisatie, in tegenstelling tot de VN zelf, eerlijk en democratisch werkt, zal ze zeker kunnen helpen om het Palestijnse cultuurgoed in ere te houden.

Het was een belevenis om over de Arabische markt te lopen met al zijn kraampjes, geuren en geluiden en ik bleek helemaal niet zo slecht te zijn in het afdingen op de prijs van wat ik wilde kopen. Zeker als zo'n verkoper merkte dat ik een beetje Arabisch sprak en ook nog slechtziend was, leverde dat me vaak wel een korting op.

Zelfs als je niets zou kunnen zien zou je het verschil kunnen ervaren tussen het Arabische en het joodse deel van Oost-Jeruzalem. In het Arabische deel is de sfeer ontspannen, je hoort mensen gezellig met elkaar praten en elkaar begroeten en men is in het algemeen gewoon vriendelijk. In het joodse deel lijkt iedereen wel haast te hebben. Mensen benen met grote passen door de straten zonder te kijken, zodat er om de haverklap iemand tegen je opknalt. Volgens mijn reisgenoten zag je er ook erg veel chagrijnige gezichten. En nee, dit is geen vooroordeel van mijn kant, want ik was niet de enige die het zo ervaren heeft.
Wat hierbij zou kunnen meespelen is dat Oost-Jeruzalem bezet gebied is. Dus ik neem aan dat veel joden die daar gaan wonen tot de hard-core zionisten behoren die vinden dat heel Palestina aan de joden toebehoort. En dat zijn duidelijk niet de meest sympatieke mensen. In elk geval zagen we erg veel joden in orthodoxe kleding en met bontmutsen op, hoewel dat dan ook weer te maken kan hebben gehad met het Loofhuttenfeest dat op dat moment aan de gang was.

We hebben ook de Klaagmuur bezocht. Om daar te mogen komen moet je langs een checkpoint waar gewapende soldaten staan. Je wordt gescand en de inhoud van je tas wordt nagekeken, heel vervreemdend bij zo'n religieuze plek. Zelf denk ik dat al die zogenaamde veiligheidsmaatregelen ervoor dienen om de angst voor Palestijnen er goed in te houden bij het volk, omdat die angst simpelweg nodig is als rechtvaardiging voor het beleid van onderdrukking en kolonisatie dat de staat Israël voert.
Mensen staan letterlijk bij die muur te klagen en ze stoppen briefjes tussen de stenen met gebeden erop. Ik heb hoe dan ook niet veel met dit soort religieuze rituelen, maar op sommige godsdienstige plaatsen, zoals een mooie kerk of zo, kan ik toch wel een soort gewijde sfeer ervaren. Maar door die gewapende soldaten en de veiligheidstoestanden is er bij de klaagmuur voor mij geen enkele sprake van een religieuze sfeer. Maar goed, dat is misschien ook maar wat je gewend bent.

Op onze eerste dag in Palestina, toen we met ons viertjes door de stad struinden, kwamen we terecht in de wijk Silwan. Die naam kenden we allemaal van de berichten over botsingen tussen de inwoners en het Israëlische leger, dus besloten we er een kijkje te gaan nemen. De wijk is een enorme puinhoop, helemaal verpauperd en overal ligt afval. We zagen een gebouw met "Silwan Information Center" erop en troffen binnen een man aan die graag met ons wilde praten.
Hij vertelde dat de inwoners van Silwan evenveel belasting betalen aan de gemeente als elke andere inwoner van Jeruzalem, maar dat ze er niets voor terugkrijgen. Het afval wordt niet opgehaald en de wijk wordt op geen enkele manier onderhouden. De reden hiervoor is dat Israël Silwan heel graag wil inpikken en op deze manier de Palestijnse inwoners hoopt weg te krijgen. De inwoners hebben het Wadi Hilweh Information Center - Silwan, Jerusalem opgericht om we wereld te vertellen over het onrecht dat hier plaatsvindt en om op die manier te proberen hun wijk te behouden.
De man, die erg veel moeite had met lopen, vertelde ons ook zijn persoonlijke verhaal. Twee jaar geleden, zo vertelde hij, wilde hij zijn twee kinderen beschermen tegen een stel Israëlische soldaten. Hij was ongewapend en het enige wat hij deed was tussen zijn jongens en de soldaten gaan staan. Daarop schoten de soldaten, in bijzijn van de kinderen, zijn beide knieën kapot. Sindsdien gaat het niet goed met de jongens, die nu aan het begin staan van de tienerleeftijd. Ze hebben nachtmerries en gedragsproblemen, zijn agressief en kunnen zich op school niet concentreren. Ik moest huilen toen ik dit alles hoorde en voelde me enorm machteloos. Wat kun je als individu beginnen tegen dit sort vreselijke dingen? En de internationale politiek, die dit een halt zou kunnen toeroepen, wenst er de ogen voor te sluiten. En dit is slechts één verhaal van de vele. Wat moet er worden van de vele Palestijnse kinderen die met dit soort bruut geweld geconfronteerd worden?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten